zondag 24 januari 2016

Muziek - Lesvoorbereiding luisteropdracht

Muziek - Lesvoorbereiding luisteropdracht 

Deze les kan worden uitgevoerd in de bovenbouw. Of het in groep 5 al kan worden uitgevoerd of in groep 8, hangt af van de (hoeveelheid en moeilijkheidsgraad) muzieklessen die eerder gegeven zijn. 

Doel: 
De kinderen kunnen aan de hand van klankeigenschappen betekenis geven aan de muziek van Mussorgsky. Hierbij hebben zij aandacht voor klankduur, klanksterkte en klankhoogte en voor het gevoel dat de muziek bij hen oproept. 

In deze les wordt het domein 'luisteren' behandeld. 

Lesopening: Ik vertel dat er 138 jaar geleden een componist (afhankelijk van de groep evt. uitleggen wat een componist is) naar een schilderijententoonstelling ging. De componist heette Modest Mussorgsky en de tentoonstelling was van allemaal schilderijen en tekeningen van een vriend van hem. Die vriend was kunstenaar en was pas overleden. Die tentoonstelling was dus een eerbetoon aan hem. De componist vond het zo mooi wat hij daar zag dat hij muziek ging schrijven die op deze schilderijen gebaseerd was. Naar deze muziek gaan wij luisteren. 

Door het verhaal kunnen de kinderen zich iets voorstellen van de context waarin de muziek is bedacht. Ik laat de kinderen drie fragmenten horen uit de schilderijententoonstelling van Mussorgsky. Voordat we gaan luisteren, nemen we het werkblad samen door (zie werkblad onderaan de pagina). Dit werkblad fungeert als luisterwijzer waarbij de kinderen worden gewezen op de verschillende klankeigenschappen en de betekenis die het voor hen heeft (welke sfeer roept het op, welk gevoel krijg ik hierbij) (Vrolijk, 2013). Ik laat niet weten aan de kinderen welk fragment er komt. Alle fragmenten laat ik 1 minuut lang horen. Het eerste fragment (kippen) loopt vanaf 14.17 min. in onderstaand youtube filmpje. Het filmpje (de beelden) worden hierbij niet getoond aan de kinderen. Het tweede fragment (catacombe) loopt vanaf 19.37 min. en het laatste fragment (poort) vanaf 27.09 minuut. 



Nadat de formulieren zijn ingevuld gaan we deze bespreken. Wie heeft wat ingevuld? Waar associeerden de leerlingen de verschillende muziekstukken mee en waarom denken ze dat een bepaald schilderij bij een bepaald fragment hoort? 

Nu de kinderen kennis hebben gemaakt met het domein luisteren en hierbij de muziek hebben gekoppeld aan de beelden en het zonder woorden betekenis hebben gegeven en hun gevoel hebben aangesproken (didactisch repertoire bij luisteren), gaan zij nu ook noteren binnen het domein luisteren (Vrolijk, 2013). De kinderen krijgen de opdracht om nu zelf aan de hand van een ander muziekstuk, een tekening of gedicht te maken. De leerlingen luisteren naar een ander deel uit de schilderijententoonstelling van Mussorgsky: The old castle. De naam wordt niet verteld, om de kinderen niet te beïnvloeden. Het gaat om het volgende stuk: 




Dit stuk wordt in zijn geheel ongeveer drie keer laten horen. Ondertussen mogen de leerlingen hier een tekening of gedicht bij maken. Hierbij laten zij hun gevoel spreken. Deze muziek is programmamuziek (Vrolijk, 2013). Ik maak duidelijk aan de leerlingen dat ze bij het beluisteren van de muziek goed moeten nadenken over welke sfeer ze bij dit muziekstuk vinden passen. En hoe deze sfeer gecreëerd wordt door de verschillende klankeigenschappen (hoge of lage noten, lange of korte tonen, snel tempo of langzaam tempo etc.). Dit wordt aan het einde van de les ook besproken. Ook laat ik weten dat het niet belangrijk is dat ze een  hele mooie tekening maken of dat ze een gedicht met een perfecte opbouw en zonder spelfouten maken, maar dat het erom gaat dat ze goed luisteren en hun gevoel hierbij uiten (denkend aan de verschillende klankeigenschappen). Om de les niet te complex te maken wordt er geen aandacht besteed aan de vorm. 

Ten slotte bespreken we na hoe het gegaan is. Hoe vonden de leerlingen deze opdracht? Misschien zijn er een aantal leerlingen die willen laten zien/willen voorlezen wat ze hebben gemaakt. We bespreken het gevoel dat de muziek bij de leerlingen opriep. Hoe kwam dit? Was het stuk snel of langzaam? Waren het hoge tonen of lage tonen? Was het harde of zachte muziek? Hoe had dit invloed op het gevoel dat je erbij kreeg? 

Het werkblad: 

Bronnen: 
Vrolijk, R. (2013). Nieuw Geluid. Noordhoff Uitgevers: Groningen/Houten. 

Muziek - Grafische partituur

Muziek - Grafische partituur

Ik heb een grafische partituur gemaakt van een moment uit het sprookje 'Peter en de wolf' met muziek van Sergei Prokofiev. In de muziek wordt verklankt hoe Peter de wolf vangt met een lasso. Het is een kort fragment van ongeveer 20 seconden waarin veel gebeurt. 

Aan de rechter zijde van mijn blog staat het muziekfragment. 

De grafische partituur ziet er als volgt uit: 


Les idee in het kort: 
Tijdens de les zullen de kinderen het stukje muziek eerst zonder de grafische partituur beluisteren. Hierbij krijgen zij als luistervraag om te bedenken waar het stukje over zou kunnen gaan. Het is natuurlijk niet mogelijk om dit meteen goed te raden, maar hopelijk halen de kinderen er wel uit dat het om een spannende situatie gaat. Dan vertel ik aan de kinderen  waar het verhaal over gaat (Peter mag van zijn opa niet buiten het hek, gaat toch, in samenwerking met de dieren vangt hij de boze wolf om hem in een feestelijke parade naar de dierentuin te brengen). Dan geef ik de grafische partituur aan de kinderen en vraag ik hen om naar het fragment te luisteren en te bedenken wat het begin van de grafische partituur is (hierboven staat het begin goed maar ze kunnen 'm ook op z'n kop houden). Voordat we dit doen bespreken we kort hoe je dit kunt weten. We bespreken de klankeigenschappen klankduur, klankhoogte en klanksterkte. Hoe kun je deze verschillende eigenschappen herkennen in de muziek en in de partituur? Dit wordt besproken. Vervolgens wordt de "opdracht/vraag" uitgevoerd. Het antwoord wordt besproken.

Vervolgens luisteren we het stukje nog een keer en mogen de kinderen (individueel) bedenken wat er bij welk stukje van de grafische partituur gebeurt. Bijv: de hoge tonen aan het begin zou het zwaaien van de lasso voor kunnen stellen. Dit schrijven de leerlingen onder de grafische partituur (het stukje wordt een aantal keer herhaald). Ten slotte worden de klankeigenschappen besproken (Vrolijk, 2013). Wat hebben de kinderen bij de verschillende stukken opgeschreven en waarom (hard/zacht, hoog/laag, korte/lange tonen). En welke instrumenten zouden de verschillende klanken hebben gemaakt? (Klankkleur; klankbronnen). Nadat we dit alles besproken hebben wordt er nog één keer naar het stukje geluisterd, zodat er herkenning optreedt bij de leerlingen. 

Bronnen: 
Vrolijk, R. (2013). Nieuw Geluid. Noordhoff Uitgevers: Groningen/Houten 

Muziek - Lesvoorbereiding Do Re Mi

Muziek - Lesvoorbereiding Do Re Mi 

Tijdens deze les ga ik de kinderen het liedje Do Re Mi aanleren. Dit doe ik aan de hand van het Muzikaal organisatiemodel (Vrolijk, 2013). 

Het ontwerp: 
Het lied Do Re Mi heb ik ingezongen en staat aan de rechterzijde van mijn blog. Tijdens de les zal ik het lied ook zelf voorzingen. Er zullen een aantal kinderen zijn die het lied al kennen, maar waarschijnlijk lang niet allemaal. De kinderen die het lied kennen, zullen het geleerd hebben op muziekles of ze kennen het van de film of musical 'The sound of music'. Niet alle kinderen in mijn klas zijn muzikaal, maar ze vinden muziek wel allemaal heel erg leuk! Ze zijn gewend om veel liedjes te zingen en te leren. 



Oriëntatie 
De leerlingen maken een kring (tafels en stoelen aan de kant of om de tafels en stoelen heen) en ik vraag ze om op hun hurken te gaan zitten en zich zo klein mogelijk te maken. Dan zing ik de eerste noot; do. Ik vraag ze goed naar de noot te luisteren en de noot mee te zingen. Vervolgens zingen we do, re, mi, fa, sol, la, ti, do en worden de kinderen steeds groter. Als we allemaal rechtop staan (evt. met armen in de lucht) vraag ik de kinderen hoe het heet wat we nu gezongen hebben (toonladder). Een toonladder is een oplopende rij van toonhoogten. Die wordt steeds hoger, of steeds lager. De noten van de toonladder zijn de bouwstenen van een liedje! Dan vraag ik in welke houding we beginnen als we met de hoogste noot beginnen (do, ti, la, sol, fa, mi, re, do). Hoe "hoger" wij worden, hoe hoger de noten. Hoe "lager" wij worden, hoe lager de noten. We doen dit nog een keer met z'n allen met verschil in tempo. Zo zijn de kinderen lekker opgewarmd. 

Dan vertel ik de kinderen dat we het liedje Do Re Mi gaan leren. Hier praten we kort over; wie kent het liedje al wel, wie kent de film/musical etc. Ik vertel waar de film/de musical over gaat. Eventueel kan ik een kort stukje uit de musical laten zien (zie fragment onderaan). 
Oriëntatie/instructie
Ik zing het lied één keer helemaal voor. Ik vraag aan de kinderen goed te luisteren of ze alle noten (do, re, mi, fa, sol, la, ti, do) voorbij horen komen en of ze kunnen zeggen waar het liedje over gaat. 

Als ik het liedje heb gezongen stel ik aan de hele klas de vraag of ze alle noten voorbij hebben horen komen. Als dit niet voor iedereen duidelijk is zing ik het liedje nog een keer (zonder herhaling) en geef ik aan door m'n hand in de lucht te steken wanneer de noten van de toonlader komen. Vervolgens vraag ik of het liedje ergens over gaat. In een sturend gesprek hoop ik er samen met de kinderen achter te komen dat het geen overkoepelend onderwerp heeft, maar dat het liedje bedoeld is om de noten van de toonladder aan te leren. We bespreken de zinnen één voor één. Bijv: Do, daar start en stop je mee. "Waarom zing je dat?" (do is eerste en laatste noot van het liedje). En zo door. Doordat de leerlingen zo met de tekst bezig zijn, onthouden ze dit. 

Vervolgens leer ik het liedje aan via de weggeefmethode (Vrolijk, 2013). Ik zing de eerste zing, de kinderen zingen de tweede zin. Zo zingen we het liedje door. Vervolgens draaien we de rollen om: zij zingen de eerste zin, ik de tweede, zij de derde etc. Op deze manier leren de kinderen beetje bij beetje het liedje. 

Ik verwacht dat het vrij snel goed gaat omdat het niet heel veel tekst is en het liedje bij sommige kinderen waarschijnlijk al bekend is. 

Ik verdeel de kinderen in 7 groepjes en elk groepje krijgt één noot toegewezen. De kinderen krijgen 5 minuten de tijd om met hun groepje een beweging bij die zin te bedenken. 

Afsluiting 
We zingen het lied helemaal, waarbij elk groepje zijn eigen zin zingt en de beweging erbij maakt. De laatste 'Do' zingen we allemaal samen. Het lied wordt herhaald. 

Dan hebben we nog even een kort gesprekje over wat de kinderen hebben geleerd en welke noten er ook alweer zijn. 

Ten slotte kan het lied nog één keer met z'n allen worden gezongen, waarbij iedereen alle bewegingen probeert te maken (spieken bij het groepje dat het bedacht heeft). 


Do Re Mi uit de musical: 



 Bronnen:
Vrolijk, R. (2013). Nieuw Geluid. Noordhoff Uitgevers: Groningen/Houten. 

Beeldend Onderwijs - Lesvoorbereiding stadspark in herfstsferen

Beeldend Onderwijs - Lesvoorbereiding stadspark in herfstsferen 

Voor mijn groep 6 heb ik een beeldend les opgesteld. De eisen zijn vrij hoog, maar zij zijn al vrij kundig in beeldend onderwijs aangezien hier op school veel tijd aan wordt besteed. Ze hebben al eerder met een het gebruiken van een horizon gewerkt. 

Het onderwijsdoel
De leerlingen schilderen een stadspark in herfstsferen. Dit schilderij is gebaseerd op een eigen ervaring en heeft voor hen betekenis. De leerlingen maken gebruik van een horizon en kunnen door middel van 'plaats in het grondvlak' en 'grootteverschil' diepte creëren.  Ten slotte gebruiken zij kleuren die typerend zijn voor de herfst. 

De leerlingen maken dit schilderij door eerst een schets te maken aan de hand van hun ideeën en ervaringen. Vervolgens gaan ze aan de slag met de verf. Uiteindelijk kunnen ze reflecteren op wat goed en wat minder goed ging. 

Lesopbouw

Oriëntatie
Introductie
Ik vertel aan de leerlingen dat ik vroeger altijd met mijn opa en oma naar een kinderboerderij ging. Het stuk ernaar toe liepen we altijd door een stadspark en in de herfst was dit altijd het leukst. Allemaal bladeren in veel mooie kleuren en het rook er zo lekker. 

Samen met de kinderen kijk ik naar een aantal afbeeldingen van een stadspark in verschillende seizoenen. Dan vraag ik wat ze zien en wat hun eigen ervaringen zijn met een stadspark. Hierbij probeer ik zoveel mogelijk op te halen bij de kinderen: zowel visuele beelden als geluiden, geuren etc. Dit om de beleving echt compleet te maken waardoor de kinderen optimaal betekenis kunnen geven aan hun schilderij. 

Informatie
Voor het maken van dit schilderij zijn er een aantal dingen belangrijk. Ik neem nog even kort met de kinderen door hoe ze het gebruik van een horizon kunnen inzetten in hun schilderij en laat daarvan het volgende voorbeeld zien. 


Op deze manier krijgen de kinderen iets meer van een idee van hoe het eruit kan zien, maar ze zijn vrij om zelf een stadspark te maken. Daarnaast neem ik met ze door welke kleuren er typerend zijn voor de herfst en hoe dit gemaakt kunnen worden met de verschillende kleuren die we beschikbaar hebben (d.m.v. mengen). Ook laat ik aan de hand van bovenstaand schilderij zien hoe het komt dat de bomen vooraan dichterbij lijken dan de bomen achteraan (plaats op het oppervlak en grootte bomen). 

Instructie 
Op de instructietafel staan alle benodigde materialen en de groepsleider van ieder groepje mag deze komen ophalen als we gaan beginnen. Over het gebruik van kwasten hoef ik niets uit te leggen want hier zijn de kinderen bekend mee. Wel krijgen ze de opdracht om eerst te schetsen, voordat ze gaan schilderen. Deze schets hoeft niet heel netjes, het gaat erom dat ze een beeld krijgen van hoe hun schilderij eruit gaat zien. Als ze de schets af hebben laten ze die aan mij zien en mogen ze verder (evt. na wat tips). 

Begeleiding
Wanneer de kinderen aan de slag gaan loop ik rond (in een vaste route) om tips te geven en de kinderen op weg te helpen. Veel kinderen in de klas zijn creatief dus ik verwacht dat dit best goed gaat. Ook zal ik stimuleren dat ze elkaar helpen. Ik zal duidelijk maken dat het vooral belangrijk is dat ze er wat van leren, niet dat het eindresultaat perfect is. 

Afronding
Tijdens de afronding zal ik een aantal kinderen naar voren laten komen om te laten zien wat ze gemaakt hebben. Hier mogen ze iets bij vertellen over wat ze heel goed gelukt vinden en wat nog beter kan. Samen met de klas bedenken we dan hoe dit verbeterd zou kunnen worden. Ten slotte schrijven alle kinderen kort in hun schriftje wat ze heel goed gelukt vinden en wat ze volgende keer zouden willen verbeteren (bijv. horizon is niet op de goede hoogte, verkeerde kleuren gebruikt, te dikke kwasten gebruikt, de verhoudingen zijn niet goed etc.). Hierbij geef ik een aantal concrete tips zodat ze niet alleen zeggen of ze het mooi of niet mooi vinden. 





woensdag 6 januari 2016

Beeldend Onderwijs - Reflectie Monster van Loch Ness

Beeldend Onderwijs - Reflectie Monster van Loch Ness

Aan de hand van verschillende componenten zal ik reflecteren op het tekenen van het Monster van Loch Ness met Oostindische inkt en ecoline. 

Betekenis
De opdracht was een ansichtkaart te maken met daarop een angstaanjagend monster van Loch Ness. Ik had weleens gehoord van het monster van Loch Ness maar wist hier niet zoveel van af. Daarom heb ik hier eerst wat informatie over opgezocht en wat foto's bekeken om mij te laten inspireren. 
Ik heb ervoor gekozen om het monster over de gehele ansichtkaart te tekenen omdat dit angstaanjagend zou overkomen. Ik heb daarom ook geen omgeving op de ansichtkaart getekend en me beperkt tot een aantal lichte vegen die doen denken aan mistflarden. Een vrolijke achtergrond zou het geheel minder angstaanjagend maken terwijl het monster op een duistere achtergrond niet genoeg zou opvallen. De mistflarden doen genoeg om het geheel dreigend en mysterieus te maken. Volgens het verhaal leeft het monster van Loch Ness in het water en is het een draakachtig, prehistorisch uitziend dier. Ik heb daarom gekozen voor een dinosaurusachtig ontwerp, gebaseerd op de Cryptoclidus. Om het dier angstaanjagender te laten lijken is hij half omgedraaid met zijn bek opengesperd. Dit is een intimiderende houding die laat lijken of het monster omdraait om te gaan aanvallen.

Vorm
Bij deze opdracht heb ik aandacht besteed aan verschillende beeldaspecten. Het eerste beeldaspect is ruimtesuggestie en dan specifiek ruimtesuggestie op het vlak aangezien het om een tweedimensionaal ontwerp gaat. Door licht en donker aan te brengen heb ik geprobeerd het monster meer volume te geven. Daarnaast heb ik het lichaam van het monster onderop het papier getekend en de kop meer bovenaan het papier. Dit doet lijken of het monster weggaat. Het had denk ik angstaanjagender geleken als ik de kop meer onderop het papier had geplaatst. Op die manier lijkt het alsof het monster naar je toekomt. 

Het tweede beeldaspect is kleur. De tekening is in verschillende toonwaarden van grijs (Onna & Jacobse, 2013). Door deze kleurbeleving lijkt het monster oud en eng. Ik associeer heldere kleuren eerder met dieren uit ons tijdperk, terwijl dinosaurussen vaak in grijstinten met groen of blauw worden geschilderd. Ik heb de verschillende toonwaarden gebruikt om delen van het monster te benadrukken. Zo zijn de tanden, vinnen en de staart van het monster donkerder. 

Het derde beeldaspect is vorm. Ik heb ervoor gekozen om het lichaam van het monster ronde vormen te geven omdat het een organisch beeld moet scheppen. Sommige delen, zoals de tanden en de vinnen, heb ik meer hoekig gemaakt, om deze te benadrukken. Verder is er sprake van een dynamische vorm; het monster is aan het omdraaien en aan het brullen. Dit maakt de tekening ook asymmetrisch
Ik heb verschillende lijnen gebruikt. De contouren van het dier worden niet door lijnen aangegeven, behalve bij de kop, om deze extra te benadrukken. De lijnen bij de kop zijn organisch. Verder heb ik gekozen voor organische lijnen in het lichaam van het dier om de schubachtige huid te benadrukken en juist voor korte lijnen in de poten en tanden om deze donker en opvallend te maken. De poten en tanden hebben ook strakkere lijnen om ze puntig te laten lijken. 

Het vierde beeldaspect is textuur. Ik heb een paar texturen geprobeerd na te bootsen. De lijnen op het lichaam bootsen een schubachtige textuur na, wat goed past in de prehistorische visie. De lijnen in de vinnen zijn rechter om het meer op een gespierde structuur te laten lijken en de kop is zonder lijnen om het oog en de tanden te benadrukken.
Ik vond het erg lastig om een goede textuur te creëren. Dit had ook te maken met het materiaal dat ik heb gebruikt. 

Het laatste beeldaspect is compositie. Door middel van de asymmetrie en door de kop enigszins in diagonale richting te plaatsen lijkt het alsof het monster beweegt (Onna & Jacobse, 2013). Dit is niet iets wat ik van te voren had bedacht, maar dit heb ik achteraf geconstateerd. 

Materie
Ik heb gewerkt met papier, kwasten, pennen, Oost-Indische inkt en ecoline. De Oost-Indische inkt vond ik goed geschikt voor deze opdracht omdat je er redelijk fijne en scherpe lijnen mee kan maken, en zo je monster goed kon definiëren. Wel vond ik het lastig om hiermee de juiste textuur te creëren. Dit komt doordat elk detail zichtbaar is. De ecoline was meer geschikt ter inkleuring. Ik vond dat de materialen toereikend waren voor de opdracht. 

Beschouwing
Ik heb mij laten inspireren door verhalen over het monster van Loch Ness en door foto's van dit monster. Daarnaast heb ik mij laten inspireren door de Cryptoclidus. 

http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/opmerkelijk/heeft-google-nieuw-bewijs-voor-monster-van-loch-ness
Monster van Loch Ness 

http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/1949563/2010/01/06/Het-monster-van-Loch-Ness-is-niet-dood.dhtml
Monster van Loch Ness 

Cryptoclidus
http://scienceblogs.com/tetrapodzoology/2010/04/17/esc-sea-monster-poster/
Ik heb niet van te voren bedacht welke technieken ik zou gebruiken. Met alle inspiratiefoto's en verhalen in mijn achterhoofd ben ik gewoon begonnen. Hierdoor is het niet een heel goede tekening geworden maar ik heb het materiaal wel kunnen ervaren zonder al te veel voorkennis. 

Werkwijze
Ik heb nog nooit eerder Oost-Indische inkt en ecoline door elkaar heen gebruikt. Beide vlekken redelijk snel dus moet je voorzichtig werken, zeker als je veel inkt gebruikt om structuren donker te maken. De hoeveelheid ecoline en inkt op de tekening moet je goed doseren, anders kunnen sommige delen donkerder worden dan je had gehoopt. Dit vond ik soms lastig. De inkt droogde vrij snel op dus ik moest precies genoeg nemen om toch even te kunnen tekenen maar om niet meteen teveel donkere vlekken te krijgen. Ook het schetsen vond ik lastig, omdat ik niet goed voor me kon zien hoe het zou worden als ik de tekening met de inkt en ecoline zou invullen.   

Onderzoek
Ik vond dit een erg lastige opdracht. Het lastige vond ik vooral dat het heel gedetailleerd werken is. En het schetsen vond ik erg moeilijk. Dit was de schets uiteindelijk:




Vanuit deze schets ben ik begonnen met de inkt. Ik begon met de staart van het monster. Ik wist dat ik deze redelijk donker wilde hebben dus het was niet erg als dit iets donkerder zou uitvallen. Toen ik een beetje een idee had hoe het werkte ben ik met cirkelvormige bewegingen de schubachtige structuur gaan maken. Vervolgens heb ik verschillende delen donker gemaakt. Ten slotte heb ik de ecoline gebruikt voor het monster zelf. Ik vond dat er nog wat miste en daarom heb ik uiteindelijk een soort mistflarden rondom het monster gemaakt met hele waterige ecoline. Op de volgende foto's is goed te zien hoe het monster veranderde nadat ik het met ecoline had bewerkt. Het zag er toen veel enger uit. Ook is te zien op het eindresultaat dat de mistflarden de sfeer erg beïnvloeden. 







Dit is het resultaat:


 Wat vind je geslaagd?
Het dier ziet er oud en prehistorisch uit, en het is duidelijk een monster geworden. Dit komt door de vorm van het dier en de scherpte lijnen bij de vinnen en tanden. Het mysterieuze aspect komt goed tot zijn recht. 

Wat vind je minder geslaagd?
Ik vind dat het dier er niet heel angstaanjagend uit ziet en dit komt denk ik door de ronde lijnen bij de kop. Als deze hoekiger was geweest met een spitse bek was dit waarschijnlijk angstaanjagender geweest. Ik ben ook niet helemaal tevreden over de schubachtige structuur, omdat het er niet helemaal gelijkmatig uit ziet, en dit doet afbreuk aan de textuur. Daarnaast is de nek te donker geworden omdat ik hier te veel ecoline heb gebruikt. Ook had ik - zoals ik al eerder noemde - de kop beter lager op het papier kunnen tekenen zodat het monster meer op je af lijkt te komen.       

Beeldend Onderwijs - Reflectie Monument der wachtende

Beeldend Onderwijs - Reflectie Monument der wachtende

Aan de hand van verschillende componenten zal ik reflecteren op het boetseren van een monument der wachtende. 

Betekenis
De opdracht was een wachtend persoon te boetseren uit chamotteklei . Toen ik deze opdracht kreeg ben ik gaan nadenken over hoe mensen wachten. Als wij in het dagelijks leven moeten wachten zijn wij vaak met iets anders bezig zoals lezen, rondlopen, telefoneren of Whatsappen. Dit noemen wij wachten, maar eigenlijk proberen we het daadwerkelijke wachten op deze manier te vermijden. Juist omdat we dit wachten vaak vermijden heb ik geprobeerd om een persoon te boetseren die daadwerkelijk alleen maar aan het wachten is. Ik heb het wachten in de meest basale vorm uitgedrukt. Het idee dat ik in mijn hoofd had voor dit beeldje was het wachten bij de trein. Daarom heb ik ervoor gekozen om een staande man te maken die met zijn handen in elkaar staat. 

Vorm
Bij deze opdracht heb ik aandacht besteed aan verschillende beeldaspecten. Het eerste beeldaspect is ruimte. Het beeldje is driedimensionaal en is gemaakt van plastisch materiaal. Het zichtbare gewicht speelt een belangrijke rol in de beleving van het beeldje (Onna & Jacobse, 2013). Het kleiwerk is ruimte-innemend. Doordat het beeldje vrij klein is ontstaat er al snel een vogelvlucht-perspectief maar het beeld kan vanuit alle posities bekeken worden. 

Het tweede beeldaspect is kleur. De opdracht leende zich er niet voor om hier wat mee te doen. De kleur van de klei staat vast. Eventueel had ik het kleiwerkje kunnen bakken om het vervolgens te schilderen, maar dit heb ik niet gedaan. Ik vind dat de kleur van het beeldje bijdraagt aan de eenvoud van het geheel. 

Het derde beeldaspect is vorm. Het beeldje heeft vooral ronde vormen en heeft een staande vorm. Daarnaast is het ook een organisch beeld; gebaseerd op de mens. 

Het vierde beeldaspect is textuur. De textuur van het beeldje is vrij onregelmatig. Ik heb geprobeerd de grote delen van het beeld glad te maken maar dit vond ik erg lastig. Daarnaast heb ik wat verschil in textuur aangebracht door wat lijnen in de klei te maken op de plek van de zakken, de broekrand en randen van het t-shirt. Deze details zijn erg grof gemaakt zodat het wel duidelijk is dat het om een wachtend persoon gaat, maar dat de details verder niet teveel in het oog springen.

Het vijfde en tevens het laatste beeldaspect is compositie. Zoals ik al  aangaf heb ik lijnen aangebracht waardoor het lijkt of de persoon gekleed is. Dit beeld ontstaat doordat er contrast is dus de lijnen en de rest van het beeldje. Daarnaast heb ik geprobeerd een simpel beeldje te creëren dat rust uitstraalt door enige symmetrie in het beeld aan te brengen. Beide helften komen grotendeels overeen en zijn een spiegel van elkaar. 

Materie
Voor het schetsen heb ik houtskool en papier gebruikt. Ik had nog nooit eerder met houtskool geschetst maar ik vond dit erg prettig werken. Het ging voor mijn gevoel veel makkelijker dan schetsen met potlood. Ook kon je gemakkelijk iets wegvegen en het aanpassen. 
Voor het kleien heb ik gewerkt met chamotteklei, houten klei spatels, een beetje water en mijn handen. De spatels heb ik enkel gebruik om wat details te creëren. De klei vond ik erg prettig om mee te werken. Wel vond ik het materiaal vrij zwaar en stug, waardoor het lastig was om er snel een vorm in te krijgen. Het was voor mij ook de eerste keer sinds hele lange tijd dat ik met klei werkte, dus dat was sowieso even wennen. De klei was erg zwaar waardoor ik ervoor moest zorgen dat ik goede ondersteuning had voor het beeldje, zodat die niet omviel. 

Beschouwing
Voor het maken van dit beeld heb ik mij vooral laten inspireren door mensen die op de trein wachten. Ik heb gekeken naar personen die niet op hun telefoon keken en naar hoe zij stonden. Deze mensen stonden vaak met hun handen in elkaar. 
Het werken met het materiaal heb ik niet gedaan op basis van heel veel theorie. Wel heb ik me laten adviseren door onze docente over een aantal technieken. Zo vertelde zij dat je klei kunt weghalen of juist klei erbij kunt plakken. Ik heb een combinatie van deze technieken gebruikt. 

Werkwijze
Nadat ik had nagedacht over de opdracht en een idee had van wat ik wilde, ben ik begonnen met schetsen. Het werken met houtskool ging vrij snel en gemakkelijk en al snel had ik de verschillende aanzichten.
Toen ik begon aan het kleien had ik een bonk klei. Ik heb het materiaal eerst gekneed en vooral veel gevoeld. Zo wist ik goed met wat voor materiaal ik te maken had. Vervolgens vond ik het begin nog best lastig. Uiteindelijk heb ik geprobeerd eerst een langwerpige verticale vorm te creëren. Van hieruit heb ik het hoofd gemaakt door bij de nek stukken klei weg te halen en klei omhoog te duwen. Zo heb ik verder gewerkt. 

Ik vond vooral het boetseren uit een stuk lastig, omdat ik moeilijk kon inschatten hoeveel materiaal ik nodig had om het beeldje de juiste grootte en verhoudingen te laten hebben. Ik gebruikte in eerste instantie teveel klei voor de benen, waardoor ik bij het bovenlichaam te kort had. Ik heb hierbij geleerd dat je beter veel te veel materiaal kan gebruiken, want het overtollige materiaal kan je weghalen terwijl het toevoegen van materiaal zonder dat dit zichtbaar is veel moeilijker is. Ook vond ik het lastig om tijdens het vormen van het beeldje het lichaam niet "plat" te drukken.

Onderzoek
Onder het kopje 'werkwijze' heb ik verteld hoe ik te werk ben gegaan. Dit was de uiteindelijke schets: 



In eerste instantie had ik bedacht dat de persoon zijn handen op zijn buik had. Linksboven was het vooraanzicht, rechtsboven het zijaanzicht, linksonder het bovenaanzicht en rechtsonder het achteraanzicht. 

Toen ik eenmaal aan het kleien was en er een vorm begon te ontstaan merkte ik dat het logischer was om de armen op de rug te hebben. Vervolgens ben ik zo verder gegaan en had de wachtende persoon zijn armen op de rug. 

Eerst was het beeld vrij plat, zoals op deze foto te zien is: 






Het resultaat: 





Wat vind je geslaagd?
Ik vind dat het duidelijk is dat het om een wachtend persoon gaat.

Wat vind je minder geslaagd?
Ik vind het al met al niet zo goed gelukt. Het beeldje had ik liever een minder grove textuur willen geven. Ook vind ik het voetstuk waar het beeld op staat niet netjes afgewerkt. Hier had ik meer tijd in kunnen steken. 




dinsdag 5 januari 2016

Beeldend Onderwijs - Reflectie Stadspark in herfstsferen


Beeldend Onderwijs - Reflectie Stadspark in herfstsferen 

Aan de hand van verschillende componenten zal ik reflecteren op het schilderen van een stadspark in herfstsferen. 

Betekenis 
De opdracht was een stadspark in herfstsferen te schilderen en daarbij kleurnuance aan te brengen en ruimtesuggestie te gebruiken. Ondanks dat ik niet zo van schilderen houd, vond ik het toch een leuke opdracht. De herfst is een prachtig seizoen. Bomen die eerst allerlei mooie kleuren hebben en vervolgens steeds kaler worden… Overal bladeren op de grond… Vroeger ging ik vaak met mijn opa en oma naar de kinderboerderij. Voordat je hier kwam liep je door een soort stadspark. Dit was altijd het leukst in de herfst. De opdracht deed mij hier heel erg aan denken. Daarom heb ik naar een foto gezocht die wat weg heeft van dat parkje voor de kinderboerderij waar ik vroeger vaak kwam. Hierop heb ik mijn schilderij gebaseerd.

1. Inspiratiefoto stadspark in herfstsferen - dreamstime




De weg die te zien is op de foto, loopt in de verte af. Dit creëert een ruimtelijk gevoel. Ik vond het lastig om te zien of er nou een bocht aan het einde van de weg is, of dat de weg doodloopt. Ik heb voor dit laatste gekozen. De kleurnuance heb ik aangebracht door herfstachtige kleuren te gebruiken als bruin en geel, maar ook groen, om aan te duiden dat het schilderij over het begin van de herfst gaat. Door het schilderen van het bankje, maar ook door de leegte tussen de bomen (zie schets) op te vullen met alleen blaadjes, wordt duidelijk dat het om een stadspark gaat. Door achter de bomen nog wat ruimte te laten, heb ik geprobeerd het schilderij het rustieke karakter mee te geven, dat er bij past. 

Vorm
Bij deze opdracht heb ik aandacht besteed aan verschillende beeldaspecten. Ik kreeg te maken met ruimtesuggestie op het vlak (Onna & Jacobse, 2013) en de bijbehorende moeilijkheden. Ik heb gebruik gemaakt van standpunt en horizon, plaats in het grondvlak en grootteverschil om ervoor te zorgen dat het schilderij toch diepte lijkt te hebben. Ik zal dit kort toelichten:

Standpunt en horizon
Zoals ook op de foto - die ik heb gebruikt ter inspiratie - te zien is, ligt de horizon vrij hoog op het papier. Hierdoor zie je een groot grondvlak. Door de horizon op deze manier te tekenen, heb ik geprobeerd een beeld te creëren dat doet vermoeden dat je in het park aan het wandelen bent op het moment dat je dit ziet.  Op deze schets is heel licht te zien dat ik deze horizon eerst geschetst heb. 


Schets, horizon




















Plaats in het grondvlak
Door de bomen in een oplopende lijn naar boven te tekenen/schilderen, lijken de eerste bomen (de bomen die ik laag op het papier heb geschilderd) dichterbij te staan dan de laatste bomen (de bomen die ik hoog op het papier heb geschilderd). Ook het bankje heb ik laag geschilderd waardoor het lijkt alsof deze dichtbij staat. 

Grootteverschil
Om nog meer diepte te creëren zijn de voorste bomen groter getekend dan de achterste bomen. Hierdoor lijken de achterste bomen veel verder weg dan de voorste bomen. Dit is te zien op de volgende schets: 




Het tweede beeldaspect is kleur. Ik heb veel gebruik gemaakt van de primaire kleuren rood en geel. Daarnaast heb ik zwart, wit en groen gebruikt. De kleur wit heb ik vooral gebruikt om andere kleuren minder verzadigd te maken (Onna & Jacobse, 2013). Zo heb ik de weg bijvoorbeeld niet geheel egaal gemaakt, maar met donker en licht geprobeerd om de weg er enigszins ongelijk uit te laten zien. Tussen de weg en de bladeren die op de grond liggen heb ik veel kleurcontrast aangebracht, zodat duidelijk is wat wat is. Dit geldt ook voor de bomen en de bladeren daarom heen. Ik heb veel gewerkt met het mengen van kleuren. Zo zie je bij de bladeren links op het schilderij dat hier verschillende kleuren groen en ook andere kleuren doorheen verwerkt zijn. Dit geeft een realistisch effect aangezien bladeren nooit allemaal precies dezelfde kleur zijn. Ook heb ik verf moeten mengen om de oranjekleurige bladeren te schilderen. In het schilderij heb ik zowel gebruik gemaakt van warme kleuren (oranje en gele bladeren) als van koele kleuren (het asfalt, de bomen) (Onna & Jacobse, 2013). Door de gebruikte kleuren is het duidelijk dat het om een herfsttafereel gaat. Ten slotte heb ik geprobeerd lichtval te tonen door tussen de bomen wat ruimte open te laten. Hier ontstaat een lege, witte plek, waardoor het lijkt of er licht tussen de bomen en bladeren doorkomt. 

Het derde beeldaspect is vorm. In het schilderij is vooral gebruik gemaakt van natuurlijke, organische vormen. Tijdens het schetsen heb ik veel strakke contouren en lijnen getekend. In overleg met mijn docente Tanuj heb ik besloten om in het schilderij minder strakke contouren en lijnen te gebruiken om het geheel er meer organisch en dynamisch uit te laten zien. 

Het vierde beeldaspect is textuur. In het schilderij is er stofuitdrukking doordat ik gebruik heb gemaakt van verschillende technieken (Onna & Jacobse, 2013). Met mijn docente heb ik afgesproken om het schilderij met mijn vingers te maken en geen kwasten te gebruiken. Hierdoor was het soms best lastig om de juiste textuur te creëren. De blaadjes zijn gemaakt door als het ware de verf kort op het papier te dippen. Hierdoor ontstaat er een onregelmatige structuur. Voor de weg en het bankje heb ik juist gekozen voor lange strepen om de textuur gladder en harder te laten lijken. De boomstammen zijn een combinatie van de twee: een lange streek om de lijn scherp te definiëren, omgeven door een gestipte structuur aan de zijkant van de boom om ze organisch te laten lijken.     

Het laatste beeldaspect is compositie. Zoals in de natuur vaak voorkomt is ook hier sprake van mooie ruimtelijke ordening. Er is herhaling van bomen (Onna & Jacobse, 2013). Doordat er veel ritmische structuur is straalt dit schilderij rust uit. In de uitsnede heb ik zelf geen keuze gemaakt. Ik heb het beeld in zijn geheel over genomen van de foto. 

Materie
Ik heb gewerkt met vrij stevig papier, een potlood en gum (voor het schetsen) en plakkaatverf (Hema).Ik vond het werken met de verf weinig subtiel, het was lastig om kleine details aan te geven in het schilderij, alles werd vrij grof.  De verf was vrij stug, maar dit kan ook liggen aan de kwaliteit van de verf die ik heb gebruikt. Toch heeft de grofheid van het schilderij ook zijn charme. Doordat ik geen penselen heb gebruikt maar met mijn vingers heb gewerkt was het ook erg lastig om strakke en dunne lijnen te maken. 

Beschouwing
Onder het kopje 'Betekenis' staat de foto weergeven die ik heb gebruikt ter inspiratie voor dit schilderij. Ik heb echter meerdere herfstparken bekeken om een goed beeld te krijgen van hoe dit eruit ziet. Hierbij heb ik extra gelet op kleuren. Een aantal foto's die mij hebben geïnspireerd tot het maken van dit schilderij: 



2. http://www.1freewallpapers.com/road-autumn-park-trees-landscape/nl

                        3. http://pt.best-wallpaper.net/Nature-landscape-autumn-park-trees-grass-sunshine_2560x1440.html
4. http://pt.gde-fon.com/download/outono_estrada_rvores_paisagem/552388/4594x3052


















De foto's heb ik vooral gebruikt ter inspiratie. Het werken aan de verschillende beeldaspecten, het werken met het materiaal en werken met verschillende technieken heb ik vooral gedaan aan de hand van de theorie uit het boek 'Laat maar zien' van Jos van Onna en Anky Jacobse. Daarnaast heb ik veel uitgeprobeerd. Dit heb ik zo gedaan omdat ik nog weinig ervaring had met tekenen en schilderen en ik vooral wilde ervaren hoe verschillende technieken zouden uitpakken. 

Werkwijze
Ik heb vroeger al wel eens eerder met plakkaatverf gewerkt maar dat is erg lang geleden. Door deze opdracht heb ik geleerd dat het soms mooi is om de verf dik op het papier te laten zitten en het niet helemaal uit te smeren. Hiermee kan je verschillende texturen nabootsen. Ik vond het lastig om bepaalde lijnen en structuren niet te dik te maken waardoor de bomen soms wat breder werden dan ik van te voren had bedacht. Dit kwam denk ik vooral doordat ik met mijn vingers verfde. 

Onderzoek
Ik vond het erg lastig om te beginnen aan deze opdracht. Ik ben nooit goed geweest in tekenen en schilderen. Ik ben op zoek gegaan naar een foto van een stadspark die naar mijn idee redelijk makkelijk was na te bootsen. Zo had ik een basis waar ik op verder kon bouwen. Toen ik de foto had gevonden ben ik aan de slag gegaan met een schets. Dit heb ik een aantal keer opnieuw moeten doen omdat ik merkte dat de weg aan het einde niet goed uitkwam. Ook had ik in eerste instantie een rijtje bomen naast elkaar getekend aan het einde van de weg. Dit gaf een heel vreemd beeld: 



Daarom heb ik dit aangepast. Uiteindelijk was dit mijn schets: 

De schets
Toen ik deze schets eenmaal had heb ik deze eerst laten zien aan mijn docente Tanuj. Zij vond deze schets te "netjes". Daarom hebben we afgesproken dat ik het schilderij voor mijn doen slordig zou maken en dat ik met mijn vingers zou schilderen. Dat vond ik in eerste instantie best een lastig idee aangezien ik erg perfectionistisch ben. Toch heb ik dit gedaan. De verschillende kleuren verf heb ik op een bordje gedaan en ik ben aan de slag gegaan. Eerst was het lastig maar het ging steeds beter doordat ik steeds beter merkte hoe ik verschillende texturen kon aanbrengen en kleuren kon mengen. Zoals te zien is op de volgende foto's ben ik begonnen met het schilderen van de bomen. Ik merkte dat het lastig was om dunne lijnen te maken met mijn vingers. Vervolgens ben ik verder gegaan met de gele bladeren en met het pad. Ik kreeg een steeds beter beeld van hoe het eruit kwam te zien. Ter illustratie een aantal foto's en ten slotte het eindresultaat: 








Het eindresultaat 

Wat vind je geslaagd?
Ik ben uiteindelijk best tevreden met het eindresultaat. Zeker omdat ik nooit creatief (beeldend) bezig ben. Het park ziet er herfstachtig uit en straalt rust uit. Ook vind ik dat het ruimtelijke aspect best goed gelukt is. Er is duidelijk diepte te zien. 

Wat vind je minder geslaagd?
Ik had de ruimtesuggestie nog beter kunnen gebruiken door het pad in de verte meer convergent te laten lopen en het verdwijnpunt van de horizon iets meer naar rechts te verplaatsen. Ook hadden de blaadjes op de weg beter gekund. Het zijn nu vooral vlekken. Ik had dit kunnen doen door ze kleiner en gedetailleerder te maken. 

Het bankje vind ik ook niet goed geschilderd. Het lijkt niet erg veel op een bankje. Dit komt misschien doordat de bladeren rechts van het bankje erg vaag geschilderd zijn. Deze overlappen ook een beetje met het bankje waardoor het lijkt of het bankje op de grond ligt. 

Wanneer je de kleur geel gebruikt lijkt deze eerder naar voren te komen, dit zie ik ook terug in mijn schilderij, terwijl dit niet de bedoeling was (Onna & Jacobse, 2013). Dit had ik kunnen voorkomen door de gele bladeren op de bomen voorin te schilderen en de andere kleuren op de achterste bomen. 

Ten slotte vind ik de kleuren minder fel en sprekend dan op de foto. Dat vind ik jammer. Dit ligt denk ik aan de verf die ik heb gebruikt en misschien had ik het door technieken van lichtinval ook kunnen verbeteren. 

Bronnen
Onna, J. van, & Jacobse, A. (2013). Laat maar zien - didactiek voor beeldend onderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.